srimad bhagavad gita_nl[rev]jnd

1067

Upload: bhaktiholland

Post on 07-Aug-2018

241 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 1/1064
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 2/1064
Voorwoord
Allereerst bied ik mijn gebeden aan tot Çré Guru, de Vaiñëava ’s en Bhagavän. Smekend
om hun genadevolle zegeningen, leg ik deze gunstige invocatie tot deze huidige editie van
Çrémad Bhagavad-gétä  voor. Onze enige raadgever en beschutting in deze poging zijn de
oorzaakloze genade en gunstige zegeningen van onze Gauòéya guru-varga, behorend tot de
Çré Rüpänuga-Särasvata lijn.
Door de gunstige verlangens en zegeningen van mijn Çré Gurupäda-padma, nitya-lélä  praviñöa oà viñëupäda añöottara-çata Çré Çrémad Bhakti Prajïäna Keçava Gosvämé Mahäräja,
publiceerde Çré Gauòéya Vedänta Samiti zijn eerste editie van Çrémad Bhagavad-gétä op de
9de  Håçikesa, Çré Gaurabda 491, hetgeen overeenkomt met de westerse datum van 6
september 1977. Dit werk bevatte het Gétä-bhüñana commentaar van vedäntäcärya-bhaskära (de verlichtende zon onder de vedänta äcäryä’s), Çré Çréla Baladeva Vidyäbhüñana-päda,
evenals het commentaar van nitya-lélä praviñöa oà viñëupäda  Çré Çréla Bhaktivinoda
Öhäkura, getiteld Vidvat-raïjana. Na deze publicatie bracht de Çré Gauòéya Vedänta Samiti
op 3 oktober 1990 een beknopte pocket editie uit van Çrémad Bhagavad-gétä, die bestond uit
de Sanskriet çloka’s en Bengali vertaling.
Er zijn onder het redacteurschap van  jagad-gurunitya-lélä praviñöa oà viñëupäda añöottara-çata Çré Çrémad Bhaktisiddhänta Sarasvaté Gosvämé Prabhupäda al vele edities van
de Bhagavad-gétä gepubliceerd inclusief de twee bovengenoemde commentaren, alsmede de
vertaling en uiteenzetting van zijn essentie. Vervolgens zijn er onder het barmhartige leiderschap van Çréla Sarasvaté Öhäkura door verschillende maöha’s, tempels en
zendingposten, verschillende edities van deze çästra gepubliceerd in de Bengaalse taal. De
Tejapura sector van Assam publiceerde een editie van de Gétä in de Assamese taal, en er
zijn ook een aantal Engelse edities gepubliceerd vanuit Calcutta en Tamil Nadu. Tot nu toe
bestond er echter nog geen Hindi editie van Çrémad Bhagavad-gétä met de commentaren
van Çréla Cakravarté Öhäkura of Çréla Baladeva Vidyäbhüñana-päda.
De verschillende Hindi sprekende gebieden van India, en in feite van de hele wereld,
snakten naar een editie van deze juweelachtige çästra met de originele çloka’s en een Hindi
vertaling. Om aan deze behoefte te voldoen heeft mijn Godbroeder  püjyapäda  Çréla
Bhaktivedänta Näräyäëa Mahäräja, die de vice-president en algemene redacteur van Çré
Gauòéya Vedänta Samiti is, deze koninklijke editie van Bhagavad-gétä  klaargemaakt voor
publicatie. Het bevat de originele Sanskriet çloka’s, anvaya (woord voor woord) vertalingen,
de Särätha-varñiëé öékä  door Çré Gauòéya Vaiñëava äcärya mahä-mahopadhyäya, Çré Çréla
Viçvanätha Cakravarté Öhäkura, en de ongecompliceerde, ongekunstelde en
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 3/1064
altijd dankbaar en verschuldigd zijn voor deze dienst. Intellectuelen en achtenswaardige
lezers die Hindi kennen, zullen ongetwijfeld grote gelukzaligheid en ultiem voordeel
onttrekken door aanhoudende studie van deze huidige editie.
 Jagad-guru oà viñëupäda  Çréla Bhaktivinoda Öhäkura schreef aan het eind van zijn inleiding genaamd avataraëikä, in zijn originele versie van deze çästra: “Jammer genoeg
bestaan de meeste commentaren en Bengali vertalingen van Çrémad Bhagavad-gétä die tot
op heden zijn uitgebracht, uit die van voorstanders van ononderscheiden monisme
(brahmavädé’s).” Het is een zeldzaamheid om een commentaar of vertaling te vinden die in
overeenstemming is met bhagavad-bhakti. Çäìkara-bhäñya  en Änandagiri-öékä  zijn vervuld
van ononderscheiden monisme of abheda-brahmaväda. Çré Madhusüdana Sarasvatépäda’s
commentaar bevat een paar verklaringen die het proces van bhakti voeden, maar wanneer
we diens essentie en prominente instructies in overweging nemen, zien we dat ook dit
commentaar probeert ononderscheiden monisme, brahmaväda  of mukti  vast te stellen. Hoewel niet volledig begiftigd met monisme, heeft Çréla Çrédhara Svämé’s commentaar nog
steeds een vleugje van sämpradäyika çuddhädvaitaväda (zuiver non-dualisme) in zich.
“Çréla Rämänujäcärya’s commentaar is volledig in overeenstemming met het proces van
bhakti. We hebben echter in ons land geen commentaar op de Gétä dat gebaseerd is op Çré
Caitanya Mahäprabhu’s filosofie van acintya-bhedäbheda. Derhalve is de änanda van rasika bhakta’s, die de ultieme zuivere bhakti-rasa proeven, niet gestimuleerd. Om deze reden, om
de çuddha-bhakta’s  aan te zetten tot het proeven van bhakti-rasa  en om voordeel te
schenken aan de gelovige mensen in het algemeen, ondernam ik grote moeite om hetcommentaar geschreven door mahä-maho-padhyäya Çréla Viçvanätha Cakravarté Mahäçaya,
die het kroonjuweel onder de bhakta’s  en een loyale volgeling van Çré Gauräëga
Mahäprabhu is, te verzamelen. Ik heb toen Çrémad Bhagavad-gétä  gepubliceerd met zijn
Sanskriet commentaar, alsmede de Bengali vertaling getiteld Rasika Raïjana, die ermee in
lijn is. De Gétä-bhäñya  van Çréla Baladeva Vidyäbhüñana Prabhu is uiteraard ook in
overeenkomst met de leerstellingen van Çréman Mahäprabhu, maar bestaat voornamelijk
uit filosofische gedachten, daar waar Çréla Cakravarté Mahäçaya ’s öékä volkomen is in de
aspecten van zowel filosofische gedachten als  préti-rasa  (het gemoed en de smaak van
liefde). “We hebben alleen het commentaar van  Çréla Cakravarté Öhäkura gepubliceerd,
aangezien zijn opvattingen eenvoudig te bevatten zijn en zijn gebruik van Sanskriet
onverbloemd en duidelijk is. Algemene lezers kunnen het daarom gemakkelijk begrijpen.” 
 Jagad-guru, Çréla Sarasvaté Gosvämé Prabhupäda heeft ook gezegd, “Er zijn talrijke
uiteenzettingen, commentaren en vertalingen van deze Gété-çästra in vele talen. Hoewel de
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 4/1064
Gétä  erg populair is onder de massa, heeft Çréla Viçvanätha Cakravarté Öhäkura een öékä 
getiteld Särätha-varñiëé  geschreven voor de Gauòéya rasika-bhakta’s, welke in
overeenstemming is met de opvattingen van de Çré Gauòéya Vaiñëava’s. Çréla Viçvanätha
Cakravarté Öhäkura is de vierde telg uit de çiñya-paramparä van Çréla Narottama Öhäkura.
Hij is een äcärya en de bewaarder van Gauòéya Vaiñëava dharma, en hij leefde en schreef in de middeleeuwse periode van zijn historische ontwikkeling. De volgende çloka over hem is
erg beroemd:
viçvasya nätharüpo ’sau bhakti vartma pradarçanät  bhakta-cakre vartitatvät cakravarty äkhyayä bhavat
“Hij is bekend onder de naam Viçvanätha, de heer van het universum, omdat hij
het pad van bhakti  aanduidt, en hij wordt Cakravarté (hij rondom wie een kring of
gezelschap draait) genoemd, omdat hij altijd in het gezelschap (cakra) van çuddha- bhakta’s verblijft.” 
“Iedere Gauòéya Vaiñëava weet zeker wel iets over Çréla Cakravarté Öhäkura. Degenen
die zich voortdurend verdiepen in het bestuderen van het Çrémad-Bhägavatam, die Gétä- çästra  bespreken, en die de Gauòéya çästra’s  bestuderen, onderwijzen en overdenken,
moeten zich tot op zekere hoogte bewust zijn van zijn bovenaardse composities.” 
Gauòéya Vaiñëava äcärya’s zoals Çréla Viçvanätha Cakravarté Öhäkura, die omvangrijke
Sanskriet çästra’s met commentaar heeft geschreven, verschijnen slechts zeer zelden in dezewereld. Behalve het schrijven van zulke uitgebreide Sanskriet literatuur, hield hij zich ook
bezig met maatschappelijk werk ten bate van de Gauòéya Vaiñëava genootschap, en dit
omvatte ook het in stand houden van de heiligheid van de sampradäya. Deze twee bijdrages
werden bepaald middels predikwerk, en bevonden zich beiden in het domein van kértaëa.
In Sakabda 1628 (circa 1707 A.D.), toen Çréla Viçvanätha Cakravarté Öhäkura erg oud
was geworden, stuurde hij zijn student, Gauòéya Vaiñëava Vedänta äcärya mahä-maho-  padhyäya  (het kroonjuweel onder de geleerden) Çrépäda Baladeva Vidyä-bhüñaëa samen
met Çré Kåñëa-deva, die Çréla Viçvanätha Cakravarté Öhäkura’s eigen discipel was, naar de
vergadering van de koning van Jaipura. In die tijd had zich een grote rampspoed over de Çré Gauòéya Vaiñëava sampradäya voltrokken. De kaste-vaiñëava’s hadden hun sämpradäyika 
identiteit (een specifieke manier van denken en handelen) verwaarloosd—of hadden deze
vergeten—en toonden zich oneerbiedig tegenover Vaiñëava vedänta. Daardoor werden de
geldigheid van de Gauòéya Vaiñëava siddhänta  en de identiteit van de sampradäya  op de
proef gesteld en in twijfel getrokken. Om deze rampspoed te neutraliseren, schreef Çrépäda
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 5/1064
Baladeva Vidyäbhüñaëa een onafhankelijk en afzonderlijk commentaar genaamd Brahma- sütra-bhäñya, welke in overeenstemming is met de opvattingen van de Çré Gauòéya Vaiñëava
sampradäya. Op deze manier bewees hij de Çré Gauòéya Vaiñëava sampradäya een uitermate
voortreffelijke dienst, en hij verwierf met zijn grote en belangrijke prestatie de hartelijke
zegeningen en goedkeuring van Çréla Cakravarté Öhäkura. Dit incident is een schitterend voorbeeld van Çréla Cakravarté Öhäkura’s tweede grote dienst aan de Gauòéya Vaiñëava
sampradäya, namelijk het prediken van Vaiñëava dharma. Het is vooral opmerkelijk dat,
hoewel Çréla Baladeva niet in een dynastie van brähmaëa’s  was verschenen, Çréla
Cakravarté Öhäkura zijn goedkeuring gaf aan de hervormingen die hij maakte in de
conclusies van de sampradäya, en hem zodoende tot Vaiñëava Äcärya verklaarde. Dit is een
belangrijk en verhelderend punt in Gauòéya Vaiñëava siddhänta.
Çrémad Bhagavad-gétä çästra  bestaat uit achttien opeenvolgende hoofdstukken, die als
hoofdstukken vijfentwintig tot tweeΩnveertig van de Bhéñma-parva  van Mahäbhärata 
verschijnen. Bhagavän Çré Kåñëa Zelf is de spreker, en Zijn vriend Arjuna is de luisteraar. Voordat we Çré Gétä lezen is het van groot belang de wederzijdse verhouding tussen Arjuna
en Bhagavän te begrijpen, en ook om te begrijpen wat voor soort  jïäna of houding Arjuna
had ten opzichte van Bhagavän. Çrémad Bhagavad-gétä  is geen denkbeeldige çästra, en
daarom bestaat er geen noodzaak om het middels wereldse bespiegelingen uit te leggen of te
interpreteren. Sommige mensen zeggen bijvoorbeeld dat we Saïjaya als een metafoor voor
goddelijk inzicht moeten zien, en dat de blinde koning Dhåtaräñöra de blinde geest
vertegenwoordigt; dit is louter giswerk en fantasie. Het is natuurlijk en mogelijk om een
zelfbeheerste geest te hebben wanneer men goddelijk inzicht heeft, niet andersom. Zo’ngeest kan zijn materiΩle zintuigen onder controle houden. De strekking van Gétä  zoals
begrepen door Arjuna, Saïjaya, Dhåtaräñtra, Janamejaya, Çaunaka en andere åñi’s  kan
onmogelijk slechts een metaforische uitdrukking zijn.
Het wordt over het algemeen aanvaard dat het woord Gétä  enkel refereert aan die
Çrémad Bhagavad-gétä  die Çré Kåñëa aan Zijn vriend Arjuna onderwees. Tegenwoordig
vinden we in boekenwinkels boeken met titels zoals Gétä-samanvaya  of Gétä-granthävalé. Deze boeken worden populairder gemaakt door de claim dat ze grote çästra’s zijn die de ware
essentie van alle çästra kennis bevatten. Echter, Çrémad Bhagavad-gétä, welke voortvloeide
uit de lotusmond van Çré Bhagavän Zelf, is soeverein en eeuwig, en gaat getooid met onovertroffen aanhangsels zoals sarva-jïäna-prayojikä (datgene wat het doel van alle kennis
vervuld), sarva-çästra-särabhütaù  (het wezenvan alle çästra’s), en tattvärtha-jïäna-maïjaré  (de bloeiende knop van kennis van de betekenissen van de absolute tattva). Waarom zou
iemand weigeren dit te aanvaarden?
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 6/1064
Er bestaan vele groepen van bespiegelaars die hun onafhankelijke schaamteloosheid
vertonen door te zeggen, “Alles is hetzelfde; het is allemaal ππn.” Zo prediken de nirviçeña- vädé’s  bijvoorbeeld ononderscheiden monisme; sluiten de cit-jada-samanvaya-vädé’s  een
irrationeel compromis door te proberen harmonie te scheppen tussen cit en  jada  (geest en
materie); aanvaarden de bahu-éçvara-vädé’s  vele éçvara’s; en beschouwen de  jéva-brahma- ekavädé’s  jéva  en brahma  als ππn. Deze en andere scholen hanteren over het algemeen
termen zoals samanvaya (harmonie), in een poging overeenkomsten te vinden tussen cit en
acit, in plaats van hun vaiçiñöya  (unieke kenmerken) aan te tonen. Deze zogenaamde
grootmoedige moralisten brengen voortdurend speculatieve en bezoedelende commentaren
uit op de Gétä, Bhägavata en andere çästra’s. Op deze manier zijn ze vlijtig bezig tevergeefs te
trachten hun wijsheid en activiteiten tentoon te stellen, welke ze voordoen als zijnde zeer
bewonderenswaardig en vrijgevig.
ge¡nterpreteerd. Werkelijke, onvervalste samanvaya  kan alleen in Bhagavän worden waargenomen, en men kan geen speculatieve of denkbeeldige verzinsels gelijkstellen aan
deze ware samanvaya. Moderne boekenwinkels en bibliotheken bevatten vele voorbeelden
van samanvaya-bhäñya  (irrationele, bezoedelende commentaren) op de Gétä, maar hun
zogenaamde samanvaya is vals. Als we alleen de eenheid van Parameçvara, de Allerhoogste
Bestuurder, en deze wereld aanvaarden, kunnen we geen staat van samanvaya tussen deze
twee vaststellen, noch kunnen enige anvaya (directe verbinding) tussen ze maken. We zien
dat deze ziekte van samanvaya-väda  tegenwoordig dominant is onder de mensen van de
zogenaamde geschoolde samenleving. Het is daarom noodzakelijk om de infectie van zulkemisvattingen tegen te gaan en te weerleggen.
We dienen te trachten  jïäna  te bereiken door standvastige navraag, terwijl men
vertrouwen handhaaft in de onfeilbare geldigheid van de çästra’s. Echter, degenen die trots
zijn op hun westers georiΩnteerde opleiding, plegen liever onderzoeken door zichzelf op te
laten gaan in de denkwijze van verschillende soorten wereldse logica. Zulke wereldse
historici en onderzoekers (wetenschappers) zijn volledig athe¡stisch. Zij trachten de
methodes van werelds onderzoek toe te passen om het tijdstip waarop de çästra’s  zijn
geschreven vast te stellen. Zulke vruchteloze inspanningen kunnen schijnbare
onverenigbaarheden aan het licht brengen, maar kunnen deze niet in overeenstemming brengen. Uiteindelijk leidt dit wereldse onderzoek naar de çästra’s  er toe dat de
onderzoekers de eigenlijke Absolute Realiteit die de çästra’s vaststellen verwerpen. Çrémad Bhagavad-gétä  is een specifiek onderdeel van Mahäbhärata, maar wereldse onderzoekers
beweren zelfs dat het op een later tijdstip is toegevoegd. De glories van onze sanätana ärya åñi’s worden door dit soort onderzoek niet geprezen en ontplooid. Integendeel, diens invloed
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 7/1064
zorgt ervoor dat de onderzoekers extreme veronachtzaming en ongehoorzaamheid tot ze
vertonen. Dit is geen zoektocht naar onsterfelijke nectar, maar het braken van gif.
Vandaag de dag gebruiken de opgeleide mensen vaak de term sämpradäyika  in de
betekenis van het woord ‘sektarisch’, en deze opvatting be¡nvloedt hun gedachtegoed ook.
Ze willen zo laten zien dat ze erg ruimdenkend zijn, maar ze vergeten dat viçuddha- sampradäya  (het zuivere pad dat naar de Allerhoogste Absolute Waarheid leidt) de ware
opperste glorie is van sanätana ärya-dharma, de eeuwige religie van de Arische beschaving
van geavanceerde spirituele cultuur. Een sampradäya betekent eigenlijk çré guru-paramparä,
een bonafide erfopvolging van guru’s waardoor spirituele instructies in de wetenschap van
de Absolute Waarheid via de gehoorgang worden ontvangen. Sat-sampradäya betekent dat
systeem dat de Allerhoogste Absolute Waarheid volledig en totaal verleent. Deze
sämpradäyikä  lijn, of dhärä, heeft sinds onheuglijke tijden binnenin de Indiase the¡stische
samenleving bestaan en gestroomd.
Mensen die zijn be¡nvloed door de oneigen doctrine van athe¡stisch communisme proberen de wetenschappelijk gegronde sampradäya-praëäli (systeem), welke onze ärya-åñi’s 
ingesteld hebben, te vernietigen. De grondoorzaak van al deze problemen is de verkeerde
opvatting van het woord ‘sektarisch’, die vanuit het Westen is ge¡ntroduceerd.
Tegenwoordig tarten mensen de sat-sampradäya  door de beperkte opvattingen van vele
denkbeeldige en verzonnen sampradäya’s  (sektes) naar voren te brengen. Ze kunnen de
Allerhoogste Absolute Waarheid niet op de juiste manier onderzoeken, dus gaan ze Hem
compromitteren, en zwichten ze voor de nukken van de wankele geest. Deze gedragslijn van
‘ruimdenkendheid’ of ‘opinie van de massa’ is een populaire rage vandaag de dag. Degenendie deze houding van opportunisme ontwikkelen zullen onvermijdelijk nirviçeña-vädé’s 
worden, en het oninteressante aspect van brahma  aanbidden. Zulke dwaze pogingen om
 para-tattva  Bhagavän als nirviçeña  ofwel verstoken van variëteit te benoemen, worden
tegenwoordig als apasämpradäyika of ‘niet-sektarisch’ bestempeld. 
De heersende trend is om çästra’s  zoals Bhagavad-gétä op deze apasämpradäyika  (‘niet-
sektarische’) wijze te interpreteren. Op grond van deze valse apasämpradäyika  ideologie,
geeft de moderne samenleving zijn goedkeuring aan ongebreidelde handelingen die niet
door de vingers worden gezien door çästra, en slechts worden uitgevoerd voor diens grillig
genot. Dit is zeer betreurenswaardig. De sanätana-åñi’s  en nitya-siddha mahä- puruña’s  kennen verleden, heden en toekomst, en hebben hun inzicht en realisatie van de
Allerhoogste Absolute Waarheid, de  param satyam, geperfectioneerd. Moderne
bespiegelaars minimaliseren en verwerpen de sluitende verklaringen van zulke grote zielen,
doordat ze hen als besmet zien met het euvel van het zijn van sämpradäyika, of ‘sektarisch’.
Deze misleide commentatoren geven de voorkeur aan de door politici, sociale leiders,
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 8/1064
karmé’s,  jïäné’s  en yogé’s  gegeven verklaringen van çästra, simpelweg omdat ze
apasämpradäyika, of ‘niet-sektarisch’ zijn, en voor geen betere reden. Het dient begrepen te
worden dat hun intelligentie simpelweg in beslag is genomen door impersonalisme en diep is
ondergedompeld in materialisme.
Als we de filosofie van Çrémad Bhagavad-gétä op de juiste wijze willen begrijpen, en zijn eigenlijke gevolgtrekking wil kennen, dienen we onze voorgaande äcärya’s te volgen en de
beschutting van hun instructies te aanvaarden. Dan, en alleen dan, zullen zijn meest
innerlijke intenties aan ons geopenbaard worden, en door ons omarmd worden. Elke çästra 
is simpel en eenvoudig te begrijpen wanneer de auteur er zijn eigen commentaar op schrijft,
en zo diens ware bedoeling verklaart en verheldert. Anders, als we diens bedoeling zonder
de hulp van dit commentaar willen doorgronden, zullen we onvermijdelijk overmeesterd
worden door de vier defecten: begoocheling, onvolkomenheid van de zingtuigen, de neiging
fouten te maken en de neiging te bedriegen. De voorgaande äcärya’s  in onze guru-
 paramparä  (erfopvolging van spirituele leermeesters) en de trikäla-jïa åñi’s, die verleden, heden en toekomst kennen, zijn echter vrij van deze vier defecten. De enige manier om de
ware essentie van de Gétä te bevatten, is door de beschutting van hun volmaakte realisaties
van de Allerhoogste Absolute Waarheid te aanvaarden.
In dit verband heeft mijn goddelijke meester,  parama-arädhyadeva  Çré Çréla Bhakti
Prajïäna Keçava Gosvämé Mahäräja relevante instructies gegeven over Çrémad Bhagavad- gétä, die ik hier zal trachten op te sommen:
“Het doel van de Gétä is niet om instructies over politiek of militaire strategie te geven.Integendeel, zijn doel is volledige çaraëägati  tot de lotusvoeten van Çré Kåñëa, de
Allerhoogste Absolute Realiteit. De Gétä lijkt te zijn gesproken ten bate van Arjuna. In
werkelijkheid echter, is Arjuna de eeuwige metgezel en sakhä van Bhagavän Çré Kåñëa,
dus kan hij nooit onder de betovering van illusie geraken. Zijn schijnbare verbijstering
was onderdeel van de dramatische voorstelling die de verschijning van de Gétä 
bevorderde. Dit wordt begrepen uit de verklaringen van de Veda’s:  pärtho vatsa, “De
verschijning van de Gétämåta wordt vergeleken met het geven van melk, en Arjuna
speelt de rol van het kalf”. Deze melk van de Gétämåta werd niet slechts ten gunste van
Arjuna gegeven, maar voor de gehele mensheid. Çré Kåñëa Zelf heeft gezegd: mäm ekaà çaranaà vraja. De strekking van het woord ekaà  is om zich alleen aan de ultieme
almachtige Çré Kåñëa over te geven, en dit is voorwaar de enige conclusie van de Gétä- çästra. In de Gétä vinden we dat Çré Bhagavän Zijn bhakta opdraagt om een gelofte in
Zijn naam af te leggen: kaunteyapratijänéhi na me bhaktaù praëaçyati. Dit is omdat Hij
de gelofte van Zijn bhakta’s onder alle omstandigheden feilloos nakomt, terwijl Hij de
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 9/1064
gelofte die Hij Zelf aflegt nog wel eens wil laten verslappen door de verontrustende
gebeden van Zijn bhakta’s. Daarom, door het vertoon van Zijn natuurlijke aard van
bhakta vätsalya, verkondigt Hij in de Gétä  (4.9) de triomf van Zijn bhakta’s. Hier
verklaart Hij dat Zijn verschijning en activiteiten, welke begiftigd zijn met
onvoorstelbare çakti, zowel divya  (goddelijk), alaukika  (bovenaards) als apräkåta  (voorbij aan de materiΩle geaardheden) zijn. De Veda’s  zijn de väëi  die direct is
voortgekomen uit de ademhaling van Éçvara. Çrémad Bhägavata-gétä zijn de woorden die
direct zijn voortgevloeid uit de lotusmond van diezelfde Éçvara, en het is apauruñeya.
Dat wil zeggen, diens oorsprong is goddelijk en gaat het gezag van de mens te boven,
precies zoals die van de Veda’s. Er is geen mogelijkheid om dit feit te betwisten. In de
Gétä  (9.11) heeft Bhagavän tegen Arjuna gezegd dat dwaze mensen die door mäyä 
(avidyä) misleid worden, geen respect tonen voor Zijn apräkåta sac-cid-änanda 
gedaante, ofwel çré vigraha. Integendeel, ze minachten het en zien het aan voor een
doodgewoon, vergankelijk, menselijk lichaam. Niets kan een eerbiedwaardig object zijn als het onpersoonlijk of verstoken van gedaante is. We kunnen niet accepteren dat een
object nirguëa of apräkåta  is, enkel omdat het een onpersoonlijke aard heeft. De sac- cid-änanda gedaantes van Çré Bhagavän en de Vaiñëava’s zijn buitengewoon zuiver, vrij
van materiΩle geaardheden (nirguëa tattva) en apräkåta, hoewel de materiΩle zintuigen
dit niet kunnen waarnemen.” 
 Jagad-guru Çrémad Bhaktisiddhänta Sarasvaté Prabhupäda schreef in zijn öékä:
“Çrémad Bhagavad-gétä, welke uit achttien hoofdstukken bestaat, is ook bekend als
Upaniñata. Er zijn talrijke commentaren, verklaringen en vertalingen van deze çästra in
verschillende talen. Onder al de verscheidene commentaren op Çrémad Bhagavd-gétä 
die nu voorhanden zijn, zijn alleen die van Çréla Çrédhara Svämé, Çréla Rämänujäcärya,
Çréla Madhväcärya, Çréla Viçvanätha Cakravarté Öhäkura en Çréla Baladeva
Vidyäbhüñana van belang. Toegewijden die hun beschutting hebben gezocht bij Çré
Caitanyadeva, de aanbiddenswaardige iñöa van Gauòéya Vaiñëava’s, halen het grootste
genot uit deze commentaren, die worden aangeraden door de metgezellen van Çré
Gauräìgadeva. Brähmaëa’s die zijn geboren in een oorspronkelijke brähmaëa  familie (çaukra brähmaëa’s), volgen smärta dharma, welke door Manu werd verkondigd.
Echter, Gétä weigert al deze speculatieve meningen, omdat het bepalingen maakt voor
varëa gebaseerd op bezigheidsaanleg en niet slechts op geboorte. Bhagavän Çré Kåñëa
heeft gezegd, ‘Wanneer iemands verstand gestolen is, of door materiΩle verlangens om
weelde te vergaren of leed te verwijderen bedekt is geraakt, wordt hij gedreven door
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 10/1064
zijn eigen aard om de respectievelijke deva’s te aanbidden naar gelang de juiste regels
en bepalingen.’ Waarom zouden we de beschutting van Adokñaja Bhagavän opgeven,
en de beschutting aanvaarden van verschillende deva’s? Wanneer men de verering van
apräkåta Kämadeva, Bhagavän Viñëu, verzaakt en in plaats daarvan anderen aanbidt, is
zijn kennis vernietigd en verloren. Het is niet mogelijk om Kämadeva, de apäkåta  Navéna Mädana, te aanbidden, totdat men vrij is van alle andere soorten verlangens.” 
 Jagad-guru  Çréla Saccidänanda Bhaktivinoda Öhäkura heeft in zijn Rasika-raïjana 
uiteenzetting van de Gétä gezegd:
“Toen de opperste genadevolle Bhagavän Çré Kåñëacandra, wiens geloftes feilloos
zijn, Çrémad Bhagavad-gétä  sprak, leek Hij Zijn woorden te richten tot Zijn vriend
Arjuna. In werkelijkheid echter, manifesteerde Hij deze çästra voor de verlossing van
de gehele wereld. Het is de ware gedaante van innerlijke beschouwing op de wezenlijke betekenissen van alle Veda’s, en is het enige middel om het hoogste doel te bereiken.
“Om die reden is Gétä çästra als het kroonjuweel van de Upaniñad’s, die samen met
de Brahma-sütra  iemand geheel en alleen richting çuddha-bhakti  sturen. Wanneer
mensen die brahma  realisatie hebben bereikt Gétä çästra  horen, zullen ze net als
Uddhava sannyäsa  aanvaarden. De innerlijke strekking van de Gétä  is dat iemands
geschiktheid (adhikära) altijd in overeenstemming is met zijn aard (svabhäva). Een
baddha-jéva  kan onmogelijk tattva-vastu  (de Absolute Realiteit) bereiken als hij zijn
eigen adhikära opgeeft. Karma, jïäna en bhakti hebben elk hun afzonderlijke svabhäva,dus zijn hun svarüpa’s (gedaantes) ook verschillend. Derhalve hebben de äcärya’s, na
lang beraad over tattva, karma-kaëòa,  jïäna-kaëòa en bhakti verdeeld in afzonderlijke
categorieΩn. Wanneer ment doelt op het bereiken van het allerhoogste genot in de
vorm van bhagavat-sevä, en alle mindere, inferieure genoegens negeert, zal karma 
culmineren in bhakti. Daarom is het hoogste doel en resultaat van de  jéva’skarma enkel
bhakti. Bhakti  is een buitengewoon diepe en geheime tattva. Het is het ware
levensverschaffende elixer voor zowel karma  als  jïäna, omdat dit het noodzakelijke
middel is waardoor zij succesvol worden.
“Op grond van deze overwegingen is het onderwerp van bhakti in de middelste zes hoofdstukken van de Gétä  geplaatst, wat aantoont dat viçuddha-bhakti  inderdaad het
allerhoogste doel is van de Gétä. De çloka, sarva dharmän parityajya aan het einde van
de Gétä stelt vast dat çaraëägati aan Bhagavän beslist de meest vertrouwelijke instructie
is.” 
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 11/1064
Als men de sluitende leerstellingen van de werkelijkheid ( tattva-siddhänta) van de
gehele Çrémad Bhagavad-gétä van diens gunstige begin tot diens einde wil begrijpen, dient
men allereerst çaraëägata (overgegeven) te worden tot de Çré Rüpänugä Gauòéya Vaiñëava
äcärya guru-varga. We dienen de zuivere instructies van nitya-siddha persoonlijkheden die
het wereldse rijk te boven gaan te accepteren, want hun instructies zijn vrij van de vier tekortkomingen van zinsbegoocheling etc.; we hebben geen ander middel. Verschillende
bomen aan de oever van de Bhagavaté Gaìgä, zoals de neem, mango, bela en émli, ontvangen
allemaal hetzelfde zuivere water, maar ze produceren allemaal verschillende soorten
vruchten, die bitter, zoet en zuur zijn. Evenzo lezen verschillende  jéva’s, die nog steeds
betoverd zijn door daivi-mäyä, allemaal dezelfde çästra, en komen tot verschillende
conclusies naar gelang hun respectievelijke svabhäva’s. Men kan zich afvragen waarom
Bhagavän Zijn dierbare vriend Arjuna had opgedragen om aan karma,  jïäna, yoga 
enzovoorts te doen, als ze niet het allerhoogste middel zijn. Het antwoord is dat, waar Çré
Kåñëa deze onderwerpen ook maar besproken heeft, Hij op diezelfde plaatsen ook vermeldt dat streven naar karma,  jïäna en yoga zinloos en vruchteloos zijn zonder bhagavad-bhakti. Çré Caitanya Mahäprabhu heeft laten weten dat de hoogste methode van bhajana  is om
onder de änugatya  (leiding) te verblijven van de vraja-gopé’s: aiçvarya çithila preme nahi mora préta. Dit is Zijn enige intiemste bedoeling. Bhagavän Çré Kåñëa, die de oorsprong van
alle avatära’s  is, heeft in de Gétä gezegd, sarva-dharmän parityajya. In deze çloka heeft Hij
bewezen en onderwezen dat Hij de allerhoogste bestuurder van mäyä, de deva’s en de gehele
kosmos is, en ook dat Hij het allerhoogste aanbiddenswaardige doel is van allemaal, het
allerhoogste doel van bhajana. Hij is het grondbeginsel of de handhaving van nirviçeña-brahma, het vereerbare object van de  jïäné’s. Hij is de non-duale Absolute Waarheid
(advaya-jïäna tattva), en Hij is de advitéya västva-vastu (de Absolute Waarheid zonder een
gelijke). Als para-tattva  is Hij de belichaming van alle nectargelijke luimen en is Hij
aanbiddenswaardig voor allen.
Het onderwerp van de eerste zes hoofdstukken van Gétä çästra  is karma-yoga  en de
laatste zes hoofdstukken behandelen  jïäna-yoga. Aangezien bhakti-yoga in de middelste zes
hoofdstukken is geplaatst, dienen we te begrijpen dat Bhakti Mahädevé de allerhoogste
beschutting van karma  en  jïäna  is. In de bijeenkomst waar Çrémad Bhägavatam  was
gesproken, werd Bhakti Mahädevé vastgesteld als de enige levensverschaffende bron van  jïäna, vairägya etc. Karma, jïäna en yoga kunnen hun respectievelijke verlangde vruchten
niet verlenen zonder de genade van Bhakti-devé. Het specifieke bewijs hiervoor wordt
geleverd door verklaringen zoals: bhaktyä mam abhijänäti (Gétä  18.55); bhaktyä labhyastvananyayä (Gétä  8.22); bhaktyäham ekayä grahyaù (Srémad-Bhägavatam  11.14.21); bhaktyä tuñyati kevalam; bhaktir evainaà nayati (Mäthara Çruti); na sädhayati mäà yogä
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 12/1064
(Çrémad-Bhägatavam 11.14.20) enzovoorts. De gezaghebbende çästra’s verklaren duidelijk dat
de hoogste instructie voor de  jéva’s  bestaat uit het uitvoeren van viçuddha-, ananyä-  of
kevalä-bhakti. De Gétä çloka: satataà kértayanto mam (Gétä 9.14), stelt vast dat de aanbidding van Çré
Bhagavän bestaat uit kértana van Çré Kåñëa’s naam, gedaante, eigenschappen en bezigheden etc., en het beoefenen van de negen takken van bhakti.In Çré Caitanya-Caritämåta wordt
gezegd: apräkåta vastu nahe präkåta gocara, “Datgene wat apräkåta is, bevindt zich buiten het
bereik van  präkåta,  jïäna en intelligentie.” Eigen mening, geleerdheid en andere wereldse
eigenschappen hebben geen toegang tot dat apräkåta  domein. Exclusieve çaraëägati, of
overgave van het zelf, is het enige middel om de genade van Bhagavän te verwerven. Vele
mensen die bedwelmd zijn door hun eigen wereldse geleerdheid en ego beweren valselijk dat
zij de strekkingen van de çästra’s begrepen hebben, en dat ze die ook aan anderen kunnen
leren. Zij bedriegen echter eenvoudigweg zichzelf en hun publiek. Om dit punt van
liefdevolle overgave te benadrukken, heeft Çré Kåñëa de instructie, teñäà satata yuktänäm  (Gétä 10.10) gegeven.
Men kan grondig vertrouwd raken met Bhagavat-tattva  via het medium van buddhi- yoga, intelligentie in verbintenis met Bhagavän, welke Hij Zelf verschaft. Degenen die met
groot geloof de beschutting aanvaarden van de lotusvoeten van Çré Kåñëa, Guru en
Vaiñëava’s, kunnen de ware strekkingen van de çästra  begrijpen. Zij kunnen dan heel
eenvoudig de oceaan van het materiΩle bestaan oversteken,  para-bhakti tot de lotusvoeten
van Çré Kåñëa verkrijgen, en in aanmerking komen voor Zijn  prema. Aldus is door de
woorden sarva guhyatam (de meest vertrouwelijke instructie van de Gétä) het allerhoogstete bereiken doel vastgesteld. Dit wordt ook  païcama puruñärtha genoemd, ofwel het hoogste
stadium van sädhana  en bhajana. Çré Bhagavän heeft de oppermacht van bhakti-yoga 
vastgesteld middels het medium van een vergelijkende discussie. Çré Caitanya Mahäprabhu
en Zijn metgezellen, die zijn neergedaald om het tijdperk van Kali te zuiveren, hebben het
pad van de zoektocht naar de meest aanbiddenswaardige Allerhoogste Absolute Waarheid,
welke het toppunt van sädhana en bhajana is, laten zien. Door dit te doen hebben zij hun
oorzaakloze, hartelijke mededogen voor de jéva’s laten zien, en hebben deze uiterst liefdadige
daad in ons belang uitgevoerd. Daarom is dit de enige methode die goedgekeurd en
aangeraden wordt door diepzinnige wijzen en geleerden over de gehele wereld.
Verschijningsdag van Çré Çré Gurupäda-padma
Gauräbda 510
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 13/1064
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 14/1064
Çrémad Bhagavad-gétä  is onderdeel van Çré Mahäbhärata, waarvan Çrémad bhägavata-
avatära,  jagadguru  Çré Çrémad Kåñëa Dvaipäyana Veda-Vyäsa de auteur is. Bhagavad-gétä  bevat achttien hoofdstukken, die hoofdstukken vijfentwintig tot en met tweeΩnveertigvan
de Bhéñma-parva van Çré Mahäbhärata vormen. De spreker van Bhagavad-gétä, Bhagavän Çré
Kåñëa Zelf, richtte Zijn woorden tot Arjuna, Zijn eeuwige metgezel en dierbare vriend. Op
deze manier zegende Hij de gehele mensheid met deze buitengewoon waardevolle en
essentiΩle instructies, zodat geconditioneerde zielen de oceaan van geboorte en dood
kunnen oversteken, en dienst tot Zijn lotusvoeten kunnen verkrijgen. Geconditioneerde
zielen zijn bevangen door de waanvoorstelling van mäyä, daar waar Arjuna, Kåñëa’s vriend
zijnde, vrij is van begoocheling. Echter, om de geconditioneerde zielen te verlossen, bracht
Çré Kåñëa Arjuna ertoe zich te gedragen alsof hij misleid was, en vragen te stellen vanuit het oogpunt van de misleide  jéva’s. Terwijl Çré Bhagavän Arjuna’s vragen beantwoordde,
verdreef Hij allerhande twijfels, en legde op beslissende wijze de juiste volgorde uit van de
systematische beoefening waardoor de jéva’s bevrijd kunnen raken van de verbijstering van
de materiΩle energie.
Çrémad Bhagavad-gétä wordt ook wel Gétopaniñad genoemd. Het is de meest belangrijke
Upaniñad binnen de Vedische filosofie, want het bevat de essentie van alle Vedische kennis.
Als men deze çästra voortdurend bestudeert, en de beschutting van de lotusvoeten van guru,
sädhu  en Vaiñëava’s aanvaardt, zal men haar innerlijke bedoelingen eenvoudig kunnenonderscheiden. Dientengevolge zal men de oceaan van geboorte en dood op een simpele en
natuurlijke manier oversteken,  parä bhakti tot de lotusvoeten van Çré Kåñëa verkrijgen, en
in aanmerking komen om Kåñëa prema te ontvangen. Hier bestaat geen twijfel over.
Tegenwoordig zien we in India dat grote filosofen, degenen die goed ge¡nformeerd zijn,
en mensen van alle geloofsgemeenschappen deze koning van de çästra’s respecteren en er in
geloven. Vele beroemde politici en diepzinnige mensen uit alle landen van de wereld
hebben de glories van Bhagavad-gétä geprezen.
Sinds de oudheid zijn er vele commentaren geschreven op de Gétä. Vooral die van
monisten (kevala-advaita-vädé’s) zoals Çré Çaïkaräcärya, Çré Änandagiri en Çré Madhusüdhana Sarasvaté zijn bekend. Sterker nog, de meeste mensen hebben de Gétä alleen
via deze commentaren bestudeerd en onderwezen. Sommige mensen bestuderen het
commentaar op de Bhagavad-gétä  geschreven door de viçiñöa-advaita-vädé  Çré
Rämänujäcärya, anderen bestuderen het commentaar van Çréla Çrédhara Svämé, die een
çuddha-advaita-vädé  was, en weer anderen bestuderen het commentaar geschreven door
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 15/1064
Çréman Madhväcärya, die de äcärya is van çuddha-dvaita-väda. Anderen vernemen de Gétä 
via uiteenzettingen geschreven door hedendaagse politieke persoonlijkheden zoals Çré
Lokamänya Tilaka, Ghändéjé en Çré Aravinda. Er zijn maar heel weinig mensen die de
gelegenheid hebben om voortdurend de commentaren te lezen van Çré Gauòéya
Vedäntäcärya Çréla Baladeva Vidyäbhüñana en Çréla Viçvanätha Cakravarté Öhäkura, die het kroonjuweel van de Gauòéya Vaiñëava äcärya’s  is. Beiden zijn zeer bedreven in de
principes van acintya-bheda-abheda. Dit goed geluk wordt slechts zeer zeldzaam verkregen
binnen de levens van de meeste mensen.
Rüpanugä-vara, Çréla Bhaktivinoda Öhäkura, de zevende Gosvämé van de Çré Gauòéya
Vaiñëava sampradäya, heeft twee edities van de Gétä  gepubliceerd in het Bengali. De
uiteenzettingen in deze edities zijn verrijkt met tattva  en zijn bevorderlijk voor de
ontwikkeling van çuddha-bhakti, en ze komen overeen met de çré rüpanugä opvattingen. De
inhoud van deze twee edities is gebaseerd op de commentaren geschreven door Çréla
Viçvanätha Cakravarté Öhäkura en Çréla Baladeva Vidyäbhüñana. We kunnen geen schatting maken van het spirituele welzijn dat deze twee edities bieden aan de mensheid.
Çréla Bhaktivinoda Öhäkura heeft in zijn commentaar de eeuwigheid, universaliteit en
oppermacht van bhakti vastgesteld. Op deze manier heeft hij het hoogste welzijn geleverd
aan de sädhaka’s die op zoek zijn naar het rijk van çuddha-bhakti. Vandaag de dag houden onbevoegde personen zich bezig met het publiceren van een
verscheidenheid aan speculatieve commentaren op de Gétä. Ze presenteren schaamteloos
hun fantasierijke meningen, die verstoken zijn van correcte conclusies. Deze zogenaamde
commentaren zijn onzinnig, omdat ze falen onderscheid te maken tussen bewuste (cit) eninerte (acit) entiteiten. Hun auteurs trachten de eeuwigheid van çuddha-bhakti  te
bespotten, en ze beweren over het algemeen dat enkel karma, of anders mäyäväda  in de
vorm van nirviçeña-jïäna, het doel is van de Gétä. De gewone mens heeft een zwak en
kneedbaar geloof (çraddhä), en als ze deze commentaren horen en bestuderen, raken ze
afgedwaald van het pad van waarheid.
De nigama çästra’s  (Veda’s) zijn erg uitgebreid, en op verschillende plaatsen geven ze
instructies met betrekking tot karma, säìkhya-jïäna en ook bhagavad-bhakti. Er dient zich
dan een vraag aan: “Hoe staan deze methodes met elkaar in verband, en wat is het criterium
voor het opgeven van de ene methode en het aanvangen met de volgende?” Çästra geeft de juiste volgorde van gebruiken, en de kwalificaties die benodigd zijn om elk van die
gebruiken te beoefenen. Echter, de  jéva’s die in Kali-yuga geboren worden hebben geringe
intelligentie, en leven niet erg lang. Het is daarom erg moeilijk voor ze om een volledige
studie van de çästra’s  te voltooien, en hun eigen kwalificaties (adhikära) vast te stellen
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 16/1064
middels grondige overweging. Om deze reden is het van essentieel belang om een
eenvoudige, wetenschappelijke samenvatting te lezen van deze gebruiken.
Aan het einde van Dväpara-yuga konden de meeste mensen de ware conclusies van de
Vedische çästra’s  niet meer begrijpen, dus daarom waren er verschillende conclusies met
betrekking tot het definitieve doel. Sommigen zeiden dat het karma was, en anderen dat het zintuiglijk genot, säìkhya-jïäna, logica of ongedifferentieerd monisme (abheda- brahmaväda) was; al deze verschillende commentatoren begonnen hun eigen conclusies te
bepleiten volgens hun respectievelijke standpunten. Net zoals ongekauwd voedsel pijn
veroorzaakt in de maag, begonnen deze uiteenlopende meningen, die gebaseerd waren op
onvolledige, speculatieve kennis, pijn en verstoringen te veroorzaken binnen de Indiase
samenleving van die tijd. Dit was de reden waarom de opperbarmhartige Bhagavän Çré
Kåñëacandra deze Bhagavad-gétä sprak, welke de essentie is van alle Veda’s. Zijn instructies
tot Zijn dierbare metgezel en sakhä, Arjuna, zijn voor het hoogste profijt van de  jéva’s van
de hele wereld. Gétä-çästra  is het kroonjuweel van alle Upaniñad’s. Het beschrijft de wederzijdse
verhoudingen tussen verschillende processen van zelfrealisatie, en stelt opperzuivere hari- bhakti vast als het enige echte allerhoogste doeleinde van de  jéva. Karma-yoga,  jïäna-yoga 
en bhakti-yoga lijken afzonderlijke processen te zijn, maar in feite zijn ze respectievelijk de
eerste, tweede en derde stap van hetzelfde yoga proces. De conclusie van alle Upaniñad’s, en
ook van de Brahma-sütra  en Bhagavad-gétä, is dat men zich volledig dient in te laten met
çuddha-bhakti. Hoewel deze çästra’s op bepaalde plaatsen uitvoerige verklaringen geven over
karma,  jïäna, mukti en het bereiken van brahma, zien we nadat we ze nauwkeurig hebbenonderzocht, dat ze allemaal çuddha-bhakti vaststellen als het enige allerhoogste doel.
Lezers van deze Gétä-çästra  worden in twee categorieΩn geplaatst: degenen die de
oppervlakkige of externe betekenissen (sthüla-darçé) aanvaarden, en degenen die de subtiele
innerlijke betekenissen (sükñma-darçé) aanvaarden. Sthüla-darçé lezers aanvaarden alleen de
oppervlakkige betekenissen van de Gétä, en trekken hun eigen conclusies
dienovereenkomstig, maar sükñma-darçé  lezers zijn niet tevreden met zulke oppervlakkige
opvattingen, en zij onderzoeken de diepzinnigere conclusies betreffende tattva. De sthüla- darçé  lezers studeren de Gétä  van begin tot eind, en komen tot de conclusie dat de Gétä
karma voorschrijft. Dit komt doordat Arjuna aan het eind van de Gétä concludeerde dat het bevorderlijk zou zijn voor hem om de strijd aan te gaan. Sükñma-darçé  lezers zijn niet
tevredengesteld door zo’n oppervlakkig begrip. Zij zien dat de wezenlijke leer van de Gétä 
over brahma-jïäna  of  parä-bhakti  gaat, en dat Arjuna’s aangaan van de strijd niet de
allerhoogste strekking was, maar slechts een voorbeeld was van zijn adhikära-niñöhä, zich
vasthoudend aan zijn eigen kwalificatieniveau. Arjuna begreep dat hij zijn varëäçrama-
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 17/1064
dharma alleen hoorde uit te voeren zonder enig verlangen om van de resultaten te genieten
(niñkäma-karma), en dat aangezien hij een kñatriya was, vechten de karma was waarvoor hij
specifiek geschikt was.
Iemands kwalificatie om een bepaalde activiteit uit te voeren (karma-adhikära) komt
voort uit diens aard. Als men zijn levensonderhoud veiligstelt door de activiteit aan te gaan waarvoor men gekwalificeerd is, bereikt men ook geleidelijk aan tattva-jïäna, dus karma is
het middel van zowel het onderhouden van zichzelf als het verwerven van kennis over de
waarheid (tattva-darçana). Aangezien het moeilijk is voor iemand om tattva-jïäna  te
verkrijgen tenzij hij zich inlaat met karma, is het voor hem onontkoombaar om in het
beginnende stadium voorgeschreven plichten (sat-karma) uit te voeren in
overeenstemming met zijn specifieke neiging tot werken (varëa) en sociaal-spirituele status
(äçrama). Echter, volgens de Gétä  dient men, zelfs wanneer men zich aan zijn
voorgeschreven plichten houdt, hoe dan ook slechts onbaatzuchtig te handelen en de
resultaten aan Bhagavän te offeren. Dit wordt bhagavad-arpita niñkäma-karma  genoemd, wat volgens de Gétä de enige manier is om karma uit te voeren; geen andere karma dan deze
wordt accepteerd. Deze niñkäma-karma  zuivert geleidelijk aan het hart, zodat men tattva-  jïäna verkrijgt. Uiteindelijk is het alleen door bhagavad-bhakti dat Bhagavän bereikt wordt.
Om het ultieme doel te begrijpen dat wordt vastgesteld door de Bhagavad-gétä, dienen
we de instructies te aanvaarden van diens spreker, Bhagavän Çré Kåñëa Zelf. Op elke pagina
van de Gétä verwijst men naar Hem als Bhagavän, en uit Zijn oorzaakloze genade heeft Çré
Kåñëa Zelf op vele plaatsen verklaard dat Hij Bhagavän is, de Allerhoogste Absolute
Waarheid, para-tattva.
ahaà sarvasya prabhavo mattaù sarvaà pravartate iti matvä bhajanate mäà budhä bhäva-samanvitäù
(Gétä 10.8)
sütre maëi-gaëä iva (Gétä 7.7)
ahaà hi sarva-yajïänäà
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 18/1064
bhoktä ca prabhur eva ca na tu mäm abhijänanti tattvenätaç cyavanti te
(Gétä 9.24)
Naast dit wordt Çré Kåñëa ook in andere çästra’s als Svayaà-Bhagavän beschreven:
ete cäàça-kaläù puàsaù kåñëas tu bhagavän svayaà
indräri-vyäkulaà lokaà måòayanti yuge yuge
(Çrémad-Bhägavatam 1.3.28)
aho bhägyam aho bhägyaà nanda-gopa-vrajaukasäm
yan-mitraà paramänandaà pürëaà brahma sanätanam (Çrémad-Bhägavatam 10.14.32)
Het is hier het vermelden waard dat, daar waar andere avatära’s  van Bhagavän hun
Allerhoogste positie (bhagavattä) niet duidelijk kenbaar hebben gemaakt, Bhagavän Çré
Kåñëa Zijn suprematie erg duidelijk heeft vastgesteld in de Gétä, en ook heeft Hij duidelijk
çaraëägati en bhakti tot Hem als de hoogste sädhana voor de jéva’s beschreven.
i.   mäm eva ye prapadyante (Gétä 7.14)
ii.  te ‘pi mäm eva kaunteya (Gétä 9.23)
iii.  
mäm ekaà çaraëaà vraja (Gétä 18.66)
Çré Kåñëa, die de ware gedaante van Absolute Waarheid in de drie fases van tijd
(verleden, heden en toekomst) is, heeft Zijn oppermacht bewezen in deze çloka’s  door te
zeggen: mäm eva, mäm eva en mäm ekam. Hij heeft ook vastgesteld dat Kåñëa bhakti te allen
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 19/1064
tijde de allerhoogste spirituele beoefening (sädhana) en het allerhoogste doeleinde (sädhya)
is. Kåñëa heeft dit Zelf verklaard, en grote wijzen en volmaakte heiligen zoals Devaåñi
Närada, Asita, Devala en Vyäsa hebben dit feit ook bevestigd. Arjuna aanvaardt deze
allerhoogste waarheid ( parama-tattva) ook vanaf het allereerste begin van de Gétä.
Het is van essentieel belang dat degenen die Gétä-çästra lezen of horen, verlost raken van twijfels en de ultieme waarheid ( param satya) accepteren dat de spreker van de Gétä,
Çré Kåñëa, Svayaà Bhagavän is, en dat elk van Zijn instructies waar is. In Gétä (4.3) zegt Çré
Kåñëa tegen Arjuna dat deze Gétä een eeuwige çästra is:
sa eväyaà mayä te ‘dya / yogaù proktaù purätanaù  bhakto ‘si me sakhä ceti / rahasyaà hy etad uttamam 
“Ik onderwees dit eerst aan Vivasvän (Sürya-deva) miljarden jaren geleden. Sürya
onderwees het aan Manu, en Manu onderwees het op zijn beurt aan Ékñväku. Op deze wijze bleef het systeem van yoga in de wereld via het medium van de guru-paramparä, maar deze
 paramparä  verdween na verloop van tijd. Jij bent Mijn ekäntika bhakta, Mijn dierbare
vriend en directe discipel, dus schenk ik jou deze uiterst vertrouwelijke kennis.” Men kan de
diepzinnige en gewichtige tattva van de Gétä niet begrijpen zonder een bhakta te worden.
Er wordt in het begin, midden en einde van de Bhagavad-gétä gezegd dat niemand diens
strekking in zich op kan nemen of kan realiseren zonder zich met bhakti bezig te houden.
Bhaktyä tv ananyayä çakya, “Men kan alleen darçana van Mij in deze svarüpa krijgen door
middel van ananyä bhakti.” (Gétä  11.54). Idaà te nätapaskäya näbhaktäya kadäcana, “De
tattva van de Gétä dient alleen aan bhakta’s te worden onderwezen, niet aan hen die geen toegewijden zijn.” (Gétä  18.67). Het blijkt duidelijk uit de verklaring dat de Bhagavad-gétä 
specifiek voor de bhakta’s gesproken is.
De Gétä neemt drie soorten sädhaka’s  in behandeling: de  jïäné, de yogé  en de bhakta.
Hier verwijzen de woorden  jïäné  en yogé niet naar mäyävädé’s of naar degenen die in het
ongemanifesteerde, ongedifferentieerde, vormloze brahma  geloven. Integendeel, deze
termen refereren aan die  jïäné’s  en yogé’s  die begiftigd zijn met bhakti. Çré Kåñëa heeft
duidelijk verklaard dat de enige echte jïäné er een is die zich aan Hem heeft overgegeven en
die ananyä bhakti  tot Hem bezitten. Zulke grote zielen zijn erg zeldzaam: bahünäà  janmanäm ante (Gétä 7.19). Er is ook een vergelijkbare instructie voor de yogé’s: yoginäm api sarveñäà (Gétä 6.47). Het is dus duidelijk dat mensen die verstoken zijn van bhakti nooit de
adhikära kunnen verkrijgen om de Gétä te horen en diens strekking te kunnen bevatten.
Volgens de Gétä is Çré Kåñëa’s svarüpa, die vervuld is van weelderige rijkdom (aiçvarya)
en zoetheid (mädhurya), de enige en ultieme aanbiddenswaardige tattva voor de  jéva’s. De
allerhoogste sädhana  en sädhya  is die bhakti  die Çré Kåñëa aantrekt. Onwetende mensen
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 20/1064
kunnen bhakti-tattva  niet goed begrijpen. Dit komt doordat ze het grofstoffelijk lichaam
voor het ‘ik’ aanzien, en de dingen die in relatie staan tot hun lichaam als ‘mijn’
beschouwen. Aldus blijven ze misleid en kunnen ze de constitutionele betrekking van het
ware zelf (ätma-dharma) noch begrijpen noch beoefenen. Aangezien ze wereldse
intelligentie (sthüla-buddhi) bezitten, blijven ze gehecht aan wereldse activiteiten die zij als de enige werkelijkheid beschouwen. Zulke mensen lopen over het algemeen op een van de
twee manieren in de val. Ze raken of in beslag genomen door de wereldse activiteiten die
worden voorgeschreven in de Veda’s, waarbij ze de ingevingen van eigen geest volgen, of ze
raken betoverd door het concept van kevalä-advaitaväda  ofwel mäyäväda. Çré Kåñëa
inspireerde Arjuna om Hem vragen te stellen over de kern van deze wereldse religies zodat
Hij hun onbeduidendheid kon staven, en de oppermacht van bhakti-tattva vast kon stellen.
Van de achttien hoofdstukken van deze Gétä-çästra, stellen de eerste zes het svarüpa vaiçiñöya  (unieke kenmerk) van karma-yoga vast, de middelste zes stellen bhakti-yoga vast,
en de laatste zes stellen jïäna-yoga vast. De reden voor deze specifieke volgorde is dat karma  en  jïäna hun resultaten niet afzonderlijk kunnen schenken, zonder de hulp van Bhakti-
devé. Bhakti-devé kan aan zowel karma  als  jïäna  haar beschutting geven wanneer ze zo
tussen beiden is geplaatst. Het is alleen met de hulp van bhakti  dat karma  en  jïäna  hun
vruchten kunnen verlenen.
Karma —Çré Kåñëa Zelf zei tegen Arjuna dat tenzij men karma  uitvoert voor het
genoegen van Bhagavän, het de oorzaak van gebondenheid wordt. In de çloka: yajïärthät karmaëo ‘yatra (Gétä 3.9), betekent het woord yajïärthäto ‘het offeren aan Viñëu’. Çré Kåñëa
zegt in Gétä 5.29: bhoktäraà yajïa-tapasäm, waarmee Hij bevestigt dat karma  alleen voorhet genoegen van Viñëu dient te worden uitgevoerd. Verder zegt Hij in Gétä  3.30: mayi sarväëi karmäëi, “Elke actie (karma) die men onderneemt dient men aan Mij op te dragen.”
En in Gétä 9.27 zegt Hij, “Wat je ook doet, doe het slechts voor Mijn plezier, en offer alles
aan Mij alleen.” Derhalve zien we dat Çré Kåñëa degenen die enkel gekwalificeerd zijn om
karma uit te voeren de opdracht geeft om zich in te laten met onbaatzuchtig handelen dat
aan Bhagavän wordt geofferd (niñkäma-bhagavat-arpita karma), en niet simpelweg met
alleen maar karma.
Het woord karma  betekent eigenlijk karma  uitgevoerd met bhakti. De karma  waarin
bhakti overheerst en karma ondergeschikt is wordt karma-miçra-bhakti  of  pradhäné-bhütä- bhakti genoemd. Echte karma  is feitelijk de verrichting van karma waarbij het enige doel
het genot van Bhagavän is. Tat karma haritoñaëaà yat  (Çrémad-Bhägavatam  4.29.49).
Daarom wordt er gezegd in de Gétä (11.55):
mat-karma-kån mat-paramo / mad-bhaktaù saëga-varjitaù
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 21/1064
nirvairaù sarva-bhüteñu / yaù sa mam eti päëòava 
“Niemand kan Mij bereiken behalve diegenen die karma alleen verrichten voor Mijn
plezier.” 
 Jïäna —Çré Kåñëa heeft uitgelegd dat sommige mensen zich overgeven aan Bhagavän
omdat ze in nood verkeren (ärtta), sommigen omdat ze nieuwsgierig zijn ( jijïäsu), sommigen
uit behoefte aan rijkdom (arthärthé) en sommigen vanwege hun kennis ( jïäné). Van al deze
mensen zijn de jïäné’s het beste. Wat voor soort jïäné’s zijn zij? Teñäà jïäné nitya-yukta eka- bhaktir viçiñyate (Gétä 7.17). “Zij zijn jïäné’s die ekäntika (exclusieve) bhakti hebben, en altijd
met Mij verbonden zijn.” Deze çloka  verwijst niet naar nirviçeña brahmavädé jïäné’s, die
verstoken zijn van bhakti. Çré Kåñëa verduidelijkt Zijn verklaring in Gétä (7.19): bahünäà  janmanäm ante jïänavän mäà prapadyate, “Zulke grote  jïäné-bhakta’s, die Väsudeva overal
zien, die zich aan Mij hebben overgegeven en wiens geesten hecht in bhakti zijn gesitueerd, zijn uitermate zeldzaam.” Het woord  jïäna betekent kennis waarbij bhakti niet overheerst.
De jïäna die naar prema-bhakti leidt wordt jïäna-miçra-bhakti genoemd. Wanneer jïäna is
bedolven onder een overvloed aan prema, geraakt het in een sluimerstand and manifesteert
zich viçuddha (uiterst zuivere) kevalä-bhakti ofwel prema-bhakti. Yoga —Çré Bhagavän heeft aan het einde van het zesde hoofdstuk met name yogé’s 
geprezen, waar Hij verklaart dat ze superieur zijn aan karmé’s, tapasvé’s en jïäné’s. Hij geeft
Arjuna de opdracht een yogé  te worden: tapasvibhyo ‘dhiko yogé  (Gétä  6.46), en in de
volgende çloka  (6.47) legt Hij uit wat voor soort yogé  hij dient te worden: yoginäm api
sarveñäà mad-gatenäntarätmanä. “De besten van alle verschillende soorten yogé’s  zijn diegenen die trouw vanuit de grond van het hart Mijn bhajana verrichten.” Hier refereert
het woord ‘Mijn’  aan Çré Kåñëa Zelf. Wanneer de Gétä  daarom het woord yogé  bezigt,
verwijst het alleen naar die yogé’s wiens bhajana volledig is toegewijd aan Çré Kåñëa alleen.
Het verwijst niet naar degenen die het Pätaïjalé yoga  systeem volgen, of naar karmé’s,
yogé’stapasvé’s of athe¡stische yogé’s die allemaal verstoken zijn van bhakti. Bhakti —Çré Kåñëa laat Arjuna Zijn viçvarüpa  zien en maakt hem een instrument tot
wie Hij Zijn instructies kan richten. Daarna zegt Hij: bhaktyä tv ananyayä çakya  (Gétä 
11.54). “Men kan alleen darçana  van Mijn svarüpa  hebben via ananyä bhakti. Jij bent instaat om deze svarüpa te zien omdat je Mijn ananyä-premé-bhakta bent.” Bovendien, bhaktyä mam abhijänäti (Gétä 18.55), “Het is enkel via ananyä-bhakti dat men darçana van Mij kan
hebben, Me in waarheid kan kennen (tattva), Mijn dhäma kan betreden, en prema mayé sevä 
tot Mij kan verkrijgen.” 
In de Gétä  geeft Çré Kåñëa vertrouwelijke instructies over brahma-jïäna, meer
vertrouwelijkere instructies over  paramätmä  of éçvara-jïäna, en Zijn meest vertrouwelijke
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 22/1064
instructies over bhagavat-jïäna. Tot slot spreekt Hij de çloka: sarva-dharmän parityajya / mam ekaà çaranaà vraja  (Gétä 18.66), waarin Hij Arjuna instrueert alle soorten wereldse
dharma op te geven, en zich aan Hem over te geven. Dit laat duidelijk zien dat bhakti het
enige middel is om Bhagavän te bereiken, en de enige manier om Zijn volledige svarüpa te
realiseren. Er zijn twee soorten Bhakti: (a) kevalä  (exclusieve), en (b)  pradhäné-bhütä  (waarbij bhakti  overheerst maar niet in volledigheid bestaat). Kevalä bhakti  is zuiver en
onafhankelijk, en het is volledig vrij van enige zweem van karma,  jïäna  etc. Pradhäné- bhütä-bhakti bestaat uit drie soorten: (i) karma-pradhäné-bhütä  (waarbij bhakti gemengd is
met karma), (ii)  jïäna-pradhäné-bhütä  (waarbij bhakti  gemengd is met  jïäna), en (iii)
karma-jïäna-pradhäné-bhütä  (waarbij bhakti  gemengd is met zowel karma  als  jïäna).
Pradhäné-bhütä-bhakti  verwijst naar karma  of  jïäna  waarbij bhakti  overheerst. Wanneer
bhakti aanwezig is in karma of  jïäna, maar de functie van bhakti niet overheerst, staat het
simpelweg bekend als karma en jïäna.
Het klopt dat we hier en daar in de Bhagavad-gétä instructies vinden met betrekking tot  pradhäné-bhütä-bhakti (gemengde bhakti), maar zelfs in deze instructies is er een blijk van
kevalä bhakti. Het is uitermate lastig om Bhagavän via  pradhäné-bhütä-bhakti te bereiken of
kennen. “Ik ben alleen te bereiken via kevalä-bhakti.” Om dit duidelijk vast te stellen heeft
Çré Kåñëa zeer uitvoerig in Gétä (8.14) verklaard:
ananya-cetäù satataà / yo mäà smarati nityaçaù tasyähaà sulabhaù pärtha / nitya-yuktasya yoginaù 
“Ik ben eenvoudig te bereiken voor die nitya-yogé’s die voortdurend met Mij verbonden
zijn, die begiftigd zijn met ananyä bhakti, die zich Mij voortdurend heugen en die zich
bezighouden met Mijn bhajana.” 
Bhagavän wordt bereikt en ook beheerst door de ekäntika prema-mayé sevä van bhakta’s 
die begiftigd zijn met ananyä bhakti. Kåñëa legt dit uit in Gétä  (9.22): ananyäç cintayanto mäà, “Ik breng persoonlijk yoga-kñema  mee naar die bhakta’s  die zich voortdurend met
ananyä-bhävabezighouden met bhakti tot Mij, en die Mij in alle opzichten aanbidden.” 
Bhagavän Çré Kåñëa heeft op verschillende plaatsen in de Gétä  gezegd dat Hij alleen bereikt kan worden door ananyä bhakti. Bhaktyä labhyas tv ananyayä  (Gétä 8.22), bhajanty ananya-manaso  (Gétä  9.13), bhaktyä tv ananyayä çakya  (Gétä  11.54) en ten slotte sarva- dharmän parityajya  (Gétä  18.66). In deze çloka’s  zien we dat het ultieme doel van de
 jéva’svoorzeker zuivere ananyä- of kevalä bhakti is. Hoe dient men deze ananyä bhakti uit te
voeren? In dit verband geeft Kåñëa de volgende instructie aan Arjuna:
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 23/1064
satataà kértayanto mäà / yatantaç ca dåòha-vratäù namasyantaç ca mäà bhaktyä / nitya-yuktä upäsate
Gétä 9.14
In deze çloka heeft Çré Kåñëa verklaard dat alleen saëkértana de beste manier is om Hem
te aanbidden. Hier betekent saëkértana het hardop verrichten van kértana  van de näma,
rüpa, guëa en lélä van Bhagavän. Het duidt ook op navadhä-bhakti (het negenvoudige proces
van çravaëam, kértanam etc.).
Vele mensen beweren schaamteloos dat ze de Gétä begrijpen, en ze onderrichten hun
wereldse conclusies aan anderen, hoewel ze niet begrijpen dat de Gétä apräkåta  (buiten
bereik van materiΩle kennis, logica en intelligentie) is. Het feit is dat men apräkåta 
onderwerpen niet kan bevatten door wereldse eigenschappen zoals hoogmoed,
doortraptheid, durf en scholingsvermogen. Men kan het alleen begrijpen door de genade van Bhagavän, en via het medium van overgave (çaraëägati). Daarom zeggen de çruti’s:
näyam ätmä pravacanena labhyo  (Muëòaka Upaniñad  2.3.3) en: teñäàsatata-yuktänäà bhajatäà préti-pürvakam dadämi buddhi-yogaà tam (Gétä 10.10). “Ik schenk buddhi-yoga aan
die sädhaka’s  die voortdurend met Mij verbonden zijn door bhakti, en dat is het middel
waarmee ze Mij eenvoudig bereiken.” 
Om de strekking van om het even welke çästra te kunnen ontdekken, is het belangrijk
om zich te beraden over haar: (i) begin (upakrama),(ii) conclusie (upasaàhära), (iii)
herhaling van een onderwerp (abhyäsa), (iv) doel of bijzonder resultaat van het lezen ervan(apürvatä phala), (v) glorie of lofspraak betreffende een onderwerp (arthaväda) en (vi)
beweegreden of logische argumenten die een conclusie vasstellen (upapatti). Tenzij men dit
doet, blijft de werkelijke strekking onvatbaar. Degenen Çré Gétä-çästra  nauwkeurig
bestuderen en deze zes takken in gedachten houden, zullen gemakkelijk kunnen begrijpen
dat de ultieme strekking van de Bhagavad-gétä enkel en alleen çuddha-bhakti is. Vandaag de
dag nemen mensen deze takken niet erg serieus in overweging; in plaats daarvan ontlokken
ze betekenissen naar gelang hun speculatieve nukken. Dat is waarom ze de eigenlijke
strekking van de schrijver niet in hun hart kunnen sluiten.
Het is heden ten dage gebruikelijk om de respectieve waarden van verschillende scholen van  jïäna  (kennis), vijïäna  (wetenschap), politiek enzovoorts te vergelijken.
Echter, schrijvers en sprekers aarzelen om dezelfde vergelijkende aanpak te gebruiken
wanneer ze zich beraden over het onderwerp van religie, of dharma. Ze denken dat dit de
onderlinge spanning tussen verschillende branches van de gemeenschap zou doen
toenemen, en dat de daaropvolgende verstoringen de ontwikkeling van de samenleving en
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 24/1064
gehele wereld zou belemmeren. Daarom willen ze vriendschap stichten onder verschillende
groepen, en ze denken dat ze dit kunnen bereiken door harmonie en gelijkheid (samanvaya)
in te stellen, in plaats van vergelijkende gradaties. Op het gebied van religie suggereert dit
standpunt dat de enige manier om vrede en wederzijdse vriendschap tussen alle religies te
scheppen is om te vermijden de verschillen aan te wijzen, en in plaats daarvan te werken op basis van harmonie en overeenkomsten. Het is waar dat het politieke strijdperk de gevaren
toont van waardeoordeel; evaluatie van het specifieke beleid van de verschillende politieke
partijen schept politieke onenigheid, en de resulterende ruzies kunnen grote schade
veroorzaken aan land en samenleving. Derhalve zijn veel mensen bang dat het vaststellen
van hogere en lagere niveaus van dharma ook tot onenigheid tussen groeperingen zal leiden,
en zal resulteren in ruzies en rellen.
Als we al deze overwegingen in aanmerking nemen, is het nog steeds waar dat we
moeten beslissen hoe we  jïäna  en karma  kunnen beoordelen. Sterker nog, samanvaya 
(harmonie) zelf is een belangrijke kwestie om in overweging te nemen. Stel dat we, in onze pogingen om harmonie te scheppen, dezelfde maatstaf aanhouden voor het meten van goed
en kwaad, het bewuste en inerte, een diamant en steenkool, een dief en een heilige,
gerechtigheid en onrechtvaardigheid enzovoorts. Als we vervolgens verklaren dat ze
allemaal gelijkwaardig zijn, waar is dan het bewijs van enige serieuze overpeinzing? Dit kan
helemaal geen samanvaya genoemd worden; het is louter onwetendheid.
Als we het woord samanvaya  ontleden, krijgen we het woord samyak  (grondig en
correct) en het woord anvaya (de natuurlijke of grammatische volgorde van woorden in een
zin, of de logische verbinding van oorzaak en gevolg). Met andere woorden, samanvaya 
betekent ‘grondige en correcte anvaya’. Als we samanvaya  willen scheppen in een zin,
dienen we het onderwerp, voorwerp, werkwoord en andere zinsdelen aan te passen, en op de
juiste plaatsen neer te zetten. Hoe kunnen we ooit verwachten de correcte anvaya te krijgen
als we het werkwoord op de plek van het onderwerp zetten, het voorwerp op de plek van het
werkwoord, en een ander zinsdeel op de plek van het voorwerp? Hoe kunnen we samanvaya 
(grondige anvaya) tot stand brengen als we nog niet eens primaire anvaya kunnen creΩren?
De ware toepassing, vereniging en samenhang van welke zin dan ook kan alleen bereikt
worden door correcte samanvaya. We kunnen geen samanvaya  bereiken door alles in
dezelfde positie te plaatsen, zonder diens kwalificatie of diskwalificatie op waarde te schatten en zonder te overwegen of het goed of slecht is. Als we bang zijn dat mensen
ontevreden zullen worden over ons, kunnen we verklaren dat alles gelijkwaardig is, in de
hoop dat we iedereen op deze manier hoe dan ook tevreden kunnen houden. Dit zal echter
niet leiden tot authentieke samanvaya. “Te trachten iedereen tevreden te stellen is
niemand tevredenstellen.” 
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 25/1064
Nu beweren enkele zogenaamde samanvaya-vädé’s (degenen die een irrationele
compromis propageren op basis van valse gelijkwaardigheid) dat de Gétä karma, jïäna, yoga 
en bhakti voorstelt als zijnde gelijkwaardig. Çré Bhagavän heeft duidelijk vastgesteld in de
Gétä dat jïäna superieur is aan karma, en yoga aan jïäna; en uiteindelijk heeft Hij verklaard
dat bhakti superieur is aan yoga. Sakäma-karma, dat wil zeggen vruchtdragende activiteiten die verricht worden in overeenstemming met de çästra, is voorgeschreven voor  jéva’s  die
misleid zijn door mäyä. Degenen die wat meer gevorderd zijn worden opgedragen zich in te
laten met bhagavata-arpita niñkäma-karma. Sädhaka’s die nog verder gevorderd zijn worden
opgedragen tattva-jïäna te cultiveren, en bovenal wordt de opperheerschappij van çuddha- bhagavat-bhakti  beschreven. In de Bhagavad-gétä  stelt Çré Kåñëa Zelf bhakti  vast als het
ultieme doeleinde. Dit is de eigenlijke samanvaya  van de Gétä, en het is gebaseerd op de
wetenschappelijke gradatie die Bhagavän Zelf heeft verklaard. Het is volkomen dwaasheid
om deze authentieke samanvaya  op te geven, en diens eigen beperkte intelligentie te
gebruiken om onafhankelijk naar een andere samanvaya te zoeken in de Gétä. Bhagavän Çré Kåñëa heeft  para-tattva, de Allerhoogste Absolute Waarheid, gedefinieerd door brahma-  jïäna  als vertrouwelijk,  paramätma-jïäna  als vertrouwelijker, en  para-bhakti  als meest
vertrouwelijke onderwerp van de Gétäte beschrijven. Dit is de werkelijke samanvaya van de
Gétä.
Sommige moderne commentatoren beweren dat het aanbidden van de deva’s  en devé’s  hetzelfde is als het aanbidden van Çré Bhagavän. Maar de çloka: ye ‘py anya-devatä-bhaktä 
(Gétä 9.23) verklaart dat deva aanbidding tegen de voorgeschreven regels ingaat. Degenen
die de deva’s  aanbidden bereiken deva-loka, waar ze van hemels genoegen genieten, endaarna keren ze weer terug naar de vergankelijke wereld. Degenen die Bhagavän aanbidden
verkrijgen prema-mayé-sevä in bhagavat-dhäma, en keren nooit meer terug naar deze wereld.
Het wordt onmiskenbaar verklaard in de çästra: yas tu näräyaëaà devaà rudrädi-daivataiù viñëau sarvesvareçetad-itara-sama-dhér yasya vä näraké saù (Padma Puräëa), dat degenen die
deva’s zoals Rudra als identiek aan Näräyaëa beschouwen, slecht zijn en naar de hel zullen
gaan.
Sommige mensen verklaren de çloka: ye yathä mäà prapadyante  (Gétä  4.11) nogal
onnauwkeurig. Ze speculeren dat iedereen hetzelfde verblijf zal bereiken, wat voor
aanbidding ze ook maar verrichten; mensen kunnen talrijke paden volgen maar hun eindbestemming is ππn. Als we ons echter zorgvuldig beraden over deze çloka, zullen we
begrijpen dat deze conclusie onjuist is. Het betekent eigenlijk dat Kåñëa resultaten schenkt
naar gelang de mate van iemands çaranägati, overgave tot Hem. Als het resultaat dat men
bereikt afhankelijk is van de karma  die men verricht, hoe kan iedereen dan hetzelfde
8/21/2019 Srimad Bhagavad Gita_NL[Rev]JND
http://slidepdf.com/reader/full/srimad-bhagavad-gitanlrevjnd 26/1064
resultaat verwerven? Noch deze çloka, noch enige andere çloka van de Gétä verklaard dat
degenen die overgegeven zijn hetzelfde resultaat bereiken als degenen die dat niet zijn.
Er is een andere reden om deze conjectuur af te wijzen als onjuist. Verschillende
mensen hebben verschillende redenen om Bhagavän’s beschutting te aanvaarden. Karmé’s 
aanvaarden het om van zintuiglijke objecten te genieten,  jïäné’s  om mukti  te verkrijgen, yogé’s om diverse mystieke volmaaktheden te verwerven en bhagavad-bhakta’s om ekäntika  prema-mayé-sevä  tot Bhagavän te verkrijgen. Aangezien hun verlangens, hun sädhana, en
hun doeleinden allemaal verschillend zijn, kunnen ze onmogelijk allemaal hetzelfde
resultaat boeken. Veel mensen denken dat het tweede deel van deze çloka  inhoudt dat
iedereen in alle opzichten vooruitgang boekt op het pad naar het bereiken van Bhagavän.
Dit suggereert dat dieven, rovers, schurken en degenen die zich te buiten gaan aan
ongeoorloofde seks, ook het pad volgen om Bhagavän te bereiken. Is zulke logica correct?
Nee, nooit! Deze çloka betekent in werkelijkheid dat karma